Jacques Henri Abendanon, 18521925 (leeftijd 73 jaar)

Jaques Henri Abendanon
Naam
Jacques Henri /Abendanon/
Voornamen
Jacques Henri
Achternaam
Abendanon
Geboren 14 oktober 1852 36 28
Beroep
Koloniaal ambtenaar

Notitie: Abendanon, Jacques Henrij, koloniaal ambtenaar (P…

Abendanon, Jacques Henrij, koloniaal ambtenaar (Paramaribo (Suriname) 14-10-1852 - Monaco 13-12-1925). Zoon van Simon Abendanon, bankier, en Julia Abendanon. Gehuwd op 22-12-1876 met Anna Elisabeth de Lange. Uit dit huwelijk werden 3 zoons geboren. Na haar overlijden (8-1-1882) gehuwd op 1-8-1883 met Rosa Manuela Mandri. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. afbeelding van Abendanon, Jacques Henrij

Jacques Henry Abendanon stamde uit een sinds generaties in Suriname gevestigde joodse familie van vermoedelijk Portugees-Braziliaanse origine. Op bijna tienjarige leeftijd kwam hij in 1862 met zijn ouders naar Nederland. Zijn vader, toen nog gerechtsdeurwaarder te Paramaribo, hoopte hier steun te verwerven voor zijn plan tot oprichting van een Surinaamse bank. Hij is inderdaad in dat voornemen geslaagd en keerde in 1865 als secretaris-directeur van de Surinaamsche Bank n.v. naar Paramaribo terug, waar hij vijf jaar later overleed. De jonge Abendanon bleef in Nederland achter, doorliep het Gem. Gymnasium te Leiden en begon in 1870, eveneens in die stad, een rechtenstudie. Deze studie zou in januari 1874 met een promotie (op stellingen) worden afgesloten, waarna hij zich te Delft aan de Indische instelling met het oog op een door hem geambieerde overzeese rechterlijke loopbaan voorbereidde op het groot-ambtenaarsexamen. Nog aan het einde van 1874 slaagde hij ook voor dit examen en werd hij naar Indië uitgezonden. Na op de griffies van verschillende rechterlijke colleges op Java werkzaam te zijn geweest, werd hij in 1878 voorzitter van de landraad te Pati en in 1881 lid van de Raad van Justitie te Batavia. Zwaar getroffen door het overlijden van zijn jonge vrouw, ging hij in 1882 met tweejarig Europees verlof; tijdens dat verlof leerde hij zijn tweede vrouw, een Portoricaanse, kennen.

Van 1884 tot 1889 was hij lid van de Raad van Justitie te Batavia, waarna hij de rechterlijke macht verliet om secretaris te worden van het departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. In 1894 werd hij raadsheer in het Hooggerechtshof van Nederlandsch-Indië. In dit college nam hij in 1896 andermaal zitting na een hem verleend eenjarig Europees verlof. Aansluitend aan dit verlof onderzocht hij in Thailand in opdracht van de regering de noodzakelijkheid van een nadere regeling van de door Nederland te verlenen bescherming aan Nederlands-Indische onderdanen van Chinese afkomst.

Als lid van de rechterlijke macht verwierf Abendanon zich grote verdiensten door zijn systematische bewerking van de voordien moeilijk toegankelijke Indische jurisprudentie in De Nederlandsch-Indische rechtspraak en rechtsliteratuur van 1849 tot 1930... (Leiden [etc.], 1908-1930. 4 dl), waarvan deel 4 bewerkt werd door O.E. van Ewijk. Ook met andere publikaties vestigde hij de aandacht op zich, zoals met zijn Publiek- en privaatrechtelijke verhoudingen tusschen Nederland en de Nederlandsche koloniën (Batavia, 1891) en tal van bijdragen aan het Indisch Weekblad van het Recht. Ging het in deze gevallen nog om technisch-juridische verhandelingen, geleidelijk gingen de rechtsongelijkheid en de achterstelling van de inheemse bevolking in Abendanons geschriften een centrale plaats innemen. Zijn rechterlijk werk gaf hem de overtuiging dat ten gevolge van tal van verouderde voorschriften en arbitraire praktijken onvoldoende recht werd gedaan aan de Javaan. Onder andere in een voordracht voor het Indisch Genootschap in 1896 hekelde hij onverbloemd bepaalde misstanden en gaf hij uitdrukking aan zijn overtuiging dat de inlander aanspraak had op volkomen gelijkwaardige behandeling met Europeanen; elk onderscheid gegrond op ras of huidskleur wees hij af. Mogelijk is deze zienswijze mede beïnvloed door zijn al op de schoolbanken gesloten vriendschap met Raden Mas Ismangoen Danoewinoto (1852-1895), de eerste en voorlopig enige Javaan die het groot-ambtenaarsexamen zou afleggen om nadien in zijn carrière te worden tegengewerkt op grond van het rasvooroordeel dat bij velen in Nederlands ambtelijke kring tegen hem stond.

Zo kan men Abendanon zien als een van de eerste 'ethische' ambtenaren die het als plicht van Nederland zagen om alles te doen wat mogelijk was voor de ontwikkeling van het Indische land en volk. Zijn benoeming in maart 1900 tot directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid - het 'welzijnsdepartement' bij uitstek van die dagen - gaf hem de gelegenheid zijn denkbeelden in de praktijk te brengen. Vooral het Westers, Nederlandstalig, onderwijs voor inheemse kinderen - en dan in het bijzonder voor meisjes - heeft hij krachtig bevorderd. Zo kwamen hij en zijn vrouw nog in 1900 in contact met Raden Adjeng Kartini, de vloeiend Nederlands schrijvende, begaafde en fijnzinnige dochter van de regent van Jepara. Zij leek met haar zusters de personificatie te zijn van het door Abendanon en andere hervormingsgezinde ambtenaren gepropageerde associatie-ideaal. Tussen Kartini en de familie Abendanon ontwikkelde zich een intensieve briefwisseling, die na haar vroege dood (in 1904) door Abendanon is uitgegeven: Door duisternis tot licht. Gedachten over en voor het Javaansche volk van wijlen Raden Adjeng Kartini (Semarang, 1911). De revenuen van dit boek, dat al in 1912 zijn derde druk beleefde (een Engelse editie onder de ietwat misleidende titel Letters of a Javanese Princess, Raden Adjeng Kartini (Kuala Lumpur [etc.], 1964) werd eveneens verschillende malen herdrukt), werden ter beschikking gesteld van het in 1913 gestichte Kartini-fonds, dat zich ten doel stelde het tot stand komen van particuliere scholen voor meisjes uit de inheemse bevolking van Nederlands-Indië te bevorderen. Een eerder, door Abendanon in zijn directeurstijd gemaakt, plan voor de oprichting van een school voor dochters van regenten was afgestuit op de onwil van de meeste regenten om daaraan mede te werken.

Eveneens spande Abendanon zich in om de inheemse nijverheid op Java te bevorderen, omdat hierin een belangrijk middel werd gezien tot bestrijding van de 'mindere welvaart'. Zo ondernam hij in 1904 op last van minister van Koloniën A.W.F. Idenburg een rondreis van enkele maanden over Java en Madura, waaruit het Rapport van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid betreffende de maatregelen in het belang van de Inlandsche Nijverheid op Java en Madoera... (Batavia, 1904. 2 dl.) met tal van voorstellen het gevolg was. Dit rapport is echter snel in de vergetelheid geraakt, omdat de meeste voorgestelde maatregelen onpraktisch of onuitvoerbaar werden geacht (bijv. een verlaging van de transportkosten van Westerse vervoersondernemingen).

Abendanons enthousiasme was soms sterker dan zijn gevoel voor wat in de toenmalige omstandigheden mogelijk was; aan het sentiment werd vaak een te grote plaats ingeruimd. Zijn hooggestemde idealen strookten niet altijd met de voorzichtigheid van zijn ambtelijke omgeving of het conservatisme van de inheemse elite. Teleurstellingen zijn hem dan ook niet bespaard gebleven.

In maart 1905, aan het einde van een dertigjarige Indische loopbaan, werd Abendanon op zijn verzoek gepensioneerd. Na een wereldreis, die hem ook naar zijn geboorteland voerde, vestigde hij zich in Den Haag; in later jaren bracht hij om gezondheidsredenen ook lange tijd in meer mediterrane streken door. In vele kleinere publikaties, o.a. in de Indische Mercuur, het Koloniaal Tijdschrift en Nederlandsch-Indië. Oud en Nieuw, bewees hij dat het inheemse onderwijs en de nijverheid hem nog steeds ter harte gingen. Zo had hij een belangrijk aandeel in de organisatie van de eerste Koloniale Onderwijscongressen, die in 1916 en 1919 in Den Haag werden gehouden, en was hij een van de oprichters van de Vereniging 'Oost en West'. Ook begaf hij zich in een vinnige pennenstrijd met de minister van Koloniën over de vraag of een door deze voorgestane reorganisatie van het zoutmonopolie - een belangrijke inkomstenbron voor de Indische regering, maar zeer drukkend voor de bevolking - de toets der kritiek kon doorstaan: Het zoutbriketstelsel in Nederlandsch-Indië ('s-Gravenhage, 1907) en Nadere beschouwingen betreffende het zoutbriketstelsel in Nederlandsch-Indië ('s-Gravenhage, 1907). Het meest was hij echter in zijn element wanneer hij in zijn gastvrij huis aan de Jan van Nassaustraat jonge Indonesiërs kon ontvangen die hier te lande kwamen studeren. Mede dank zij hem kwam de Indische Vereeniging in 1908 tot stand opgericht door en voor Indonesische studenten.

Abendanon was een uitzonderlijke figuur, wiens rol in de beginjaren van de ethische politiek tot dusverre onvoldoende aandacht heeft gekregen. Zijn verdienste is vooral de verbreiding van het Nederlandstalig onderwijs geweest, waardoor een elite onder de inheemse bevolking gelegenheid kreeg zich te ontwikkelen. Zijn hart trok naar die bevolking, die hij onrechtvaardig behandeld achtte; haar intellectuele en materiële verheffing werd zijn levensdoel.

Geboorte van een zusGrace Estelle Abendanon
30 maart 1854 (leeftijd 1 jaar)
Geboorte van een zusMarianne Josephine Abendanon
30 december 1856 (leeftijd 4 jaar)
Geboorte van een broerAlfred David Eduard Abendanon
30 april 1859 (leeftijd 6 jaar)
Overlijden van een zusGrace Estelle Abendanon
31 januari 1870 (leeftijd 17 jaar)
Overlijden van vaderSimon de Selomoh Abendanon
4 mei 1870 (leeftijd 17 jaar)
HuwelijkAnna Elisabeth de LangeBekijk dit gezin
22 december 1876 (leeftijd 24 jaar)
Geboorte van een zoonJohn Ferdinand Henri Abendanon
17 juli 1877 (leeftijd 24 jaar)
Geboorte van een zoonEduard Cornelius Abendanon
2 december 1878 (leeftijd 26 jaar)
Geboorte van een zoonGeldolph Adriaan Abendanon
27 mei 1880 (leeftijd 27 jaar)
Overlijden van een echtgenoteAnna Elisabeth de Lange
8 januari 1882 (leeftijd 29 jaar)
HuwelijkRosa Manuela MandriBekijk dit gezin
1 augustus 1883 (leeftijd 30 jaar)
Overlijden van moederJulia Abendanone
19 februari 1899 (leeftijd 46 jaar)
Huwelijk van een kindEduard Cornelius AbendanonMargaretha Jacoba Johanna HeyningBekijk dit gezin
6 december 1917 (leeftijd 65 jaar)
Overlijden van een zusMarianne Josephine Abendanon
3 mei 1921 (leeftijd 68 jaar)
Aantal kinderenRosa Manuela MandriBekijk dit gezin
0

Overleden 13 december 1925 (leeftijd 73 jaar)
Gezin met ouders
vader
moeder
18231899
Geboren: 23 december 1823St. Thomas, Maagdeneilanden
Overleden: 19 februari 1899Batavia, Java, N.O.I.
Huwelijk
Huwelijk: 23 oktober 1850Paramaribo
2 jaar
hij zelf
Jaques Henri Abendanon
18521925
Geboren: 14 oktober 1852 36 28Paramaribo
Overleden: 13 december 1925Menton, Alpes-Maritimes, Frankrijk
18 maanden
jongere zus
18541870
Geboren: 30 maart 1854 37 30Paramaribo
Overleden: 31 januari 1870Leiden
3 jaar
jongere zus
2 jaar
jongere broer
18591939
Geboren: 30 april 1859 42 35Paramaribo
Overleden: 10 oktober 1939den Haag
Gezin met Anna Elisabeth de Lange
hij zelf
Jaques Henri Abendanon
18521925
Geboren: 14 oktober 1852 36 28Paramaribo
Overleden: 13 december 1925Menton, Alpes-Maritimes, Frankrijk
echtgenote
18561882
Geboren: 19 december 1856Batavia, Java, N.O.I.
Overleden: 8 januari 1882Batavia, Java, N.O.I.
Huwelijk
Huwelijk: 22 december 1876Batavia, Java, N.O.I.
7 maanden
zoon
17 maanden
zoon
1878
Geboren: 2 december 1878 26 21Pata, Japara, Midden-Java, NOI
Overleden:
18 maanden
zoon
Gezin met Rosa Manuela Mandri
hij zelf
Jaques Henri Abendanon
18521925
Geboren: 14 oktober 1852 36 28Paramaribo
Overleden: 13 december 1925Menton, Alpes-Maritimes, Frankrijk
echtgenote
18571944
Geboren: 1 augustus 1857Ponc, Puerto Rico
Overleden: 11 maart 1944den Haag
Huwelijk
Huwelijk: 1 augustus 1883den Haag
Beroep

Abendanon, Jacques Henrij, koloniaal ambtenaar (Paramaribo (Suriname) 14-10-1852 - Monaco 13-12-1925). Zoon van Simon Abendanon, bankier, en Julia Abendanon. Gehuwd op 22-12-1876 met Anna Elisabeth de Lange. Uit dit huwelijk werden 3 zoons geboren. Na haar overlijden (8-1-1882) gehuwd op 1-8-1883 met Rosa Manuela Mandri. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. afbeelding van Abendanon, Jacques Henrij

Jacques Henry Abendanon stamde uit een sinds generaties in Suriname gevestigde joodse familie van vermoedelijk Portugees-Braziliaanse origine. Op bijna tienjarige leeftijd kwam hij in 1862 met zijn ouders naar Nederland. Zijn vader, toen nog gerechtsdeurwaarder te Paramaribo, hoopte hier steun te verwerven voor zijn plan tot oprichting van een Surinaamse bank. Hij is inderdaad in dat voornemen geslaagd en keerde in 1865 als secretaris-directeur van de Surinaamsche Bank n.v. naar Paramaribo terug, waar hij vijf jaar later overleed. De jonge Abendanon bleef in Nederland achter, doorliep het Gem. Gymnasium te Leiden en begon in 1870, eveneens in die stad, een rechtenstudie. Deze studie zou in januari 1874 met een promotie (op stellingen) worden afgesloten, waarna hij zich te Delft aan de Indische instelling met het oog op een door hem geambieerde overzeese rechterlijke loopbaan voorbereidde op het groot-ambtenaarsexamen. Nog aan het einde van 1874 slaagde hij ook voor dit examen en werd hij naar Indië uitgezonden. Na op de griffies van verschillende rechterlijke colleges op Java werkzaam te zijn geweest, werd hij in 1878 voorzitter van de landraad te Pati en in 1881 lid van de Raad van Justitie te Batavia. Zwaar getroffen door het overlijden van zijn jonge vrouw, ging hij in 1882 met tweejarig Europees verlof; tijdens dat verlof leerde hij zijn tweede vrouw, een Portoricaanse, kennen.

Van 1884 tot 1889 was hij lid van de Raad van Justitie te Batavia, waarna hij de rechterlijke macht verliet om secretaris te worden van het departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. In 1894 werd hij raadsheer in het Hooggerechtshof van Nederlandsch-Indië. In dit college nam hij in 1896 andermaal zitting na een hem verleend eenjarig Europees verlof. Aansluitend aan dit verlof onderzocht hij in Thailand in opdracht van de regering de noodzakelijkheid van een nadere regeling van de door Nederland te verlenen bescherming aan Nederlands-Indische onderdanen van Chinese afkomst.

Als lid van de rechterlijke macht verwierf Abendanon zich grote verdiensten door zijn systematische bewerking van de voordien moeilijk toegankelijke Indische jurisprudentie in De Nederlandsch-Indische rechtspraak en rechtsliteratuur van 1849 tot 1930... (Leiden [etc.], 1908-1930. 4 dl), waarvan deel 4 bewerkt werd door O.E. van Ewijk. Ook met andere publikaties vestigde hij de aandacht op zich, zoals met zijn Publiek- en privaatrechtelijke verhoudingen tusschen Nederland en de Nederlandsche koloniën (Batavia, 1891) en tal van bijdragen aan het Indisch Weekblad van het Recht. Ging het in deze gevallen nog om technisch-juridische verhandelingen, geleidelijk gingen de rechtsongelijkheid en de achterstelling van de inheemse bevolking in Abendanons geschriften een centrale plaats innemen. Zijn rechterlijk werk gaf hem de overtuiging dat ten gevolge van tal van verouderde voorschriften en arbitraire praktijken onvoldoende recht werd gedaan aan de Javaan. Onder andere in een voordracht voor het Indisch Genootschap in 1896 hekelde hij onverbloemd bepaalde misstanden en gaf hij uitdrukking aan zijn overtuiging dat de inlander aanspraak had op volkomen gelijkwaardige behandeling met Europeanen; elk onderscheid gegrond op ras of huidskleur wees hij af. Mogelijk is deze zienswijze mede beïnvloed door zijn al op de schoolbanken gesloten vriendschap met Raden Mas Ismangoen Danoewinoto (1852-1895), de eerste en voorlopig enige Javaan die het groot-ambtenaarsexamen zou afleggen om nadien in zijn carrière te worden tegengewerkt op grond van het rasvooroordeel dat bij velen in Nederlands ambtelijke kring tegen hem stond.

Zo kan men Abendanon zien als een van de eerste 'ethische' ambtenaren die het als plicht van Nederland zagen om alles te doen wat mogelijk was voor de ontwikkeling van het Indische land en volk. Zijn benoeming in maart 1900 tot directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid - het 'welzijnsdepartement' bij uitstek van die dagen - gaf hem de gelegenheid zijn denkbeelden in de praktijk te brengen. Vooral het Westers, Nederlandstalig, onderwijs voor inheemse kinderen - en dan in het bijzonder voor meisjes - heeft hij krachtig bevorderd. Zo kwamen hij en zijn vrouw nog in 1900 in contact met Raden Adjeng Kartini, de vloeiend Nederlands schrijvende, begaafde en fijnzinnige dochter van de regent van Jepara. Zij leek met haar zusters de personificatie te zijn van het door Abendanon en andere hervormingsgezinde ambtenaren gepropageerde associatie-ideaal. Tussen Kartini en de familie Abendanon ontwikkelde zich een intensieve briefwisseling, die na haar vroege dood (in 1904) door Abendanon is uitgegeven: Door duisternis tot licht. Gedachten over en voor het Javaansche volk van wijlen Raden Adjeng Kartini (Semarang, 1911). De revenuen van dit boek, dat al in 1912 zijn derde druk beleefde (een Engelse editie onder de ietwat misleidende titel Letters of a Javanese Princess, Raden Adjeng Kartini (Kuala Lumpur [etc.], 1964) werd eveneens verschillende malen herdrukt), werden ter beschikking gesteld van het in 1913 gestichte Kartini-fonds, dat zich ten doel stelde het tot stand komen van particuliere scholen voor meisjes uit de inheemse bevolking van Nederlands-Indië te bevorderen. Een eerder, door Abendanon in zijn directeurstijd gemaakt, plan voor de oprichting van een school voor dochters van regenten was afgestuit op de onwil van de meeste regenten om daaraan mede te werken.

Eveneens spande Abendanon zich in om de inheemse nijverheid op Java te bevorderen, omdat hierin een belangrijk middel werd gezien tot bestrijding van de 'mindere welvaart'. Zo ondernam hij in 1904 op last van minister van Koloniën A.W.F. Idenburg een rondreis van enkele maanden over Java en Madura, waaruit het Rapport van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid betreffende de maatregelen in het belang van de Inlandsche Nijverheid op Java en Madoera... (Batavia, 1904. 2 dl.) met tal van voorstellen het gevolg was. Dit rapport is echter snel in de vergetelheid geraakt, omdat de meeste voorgestelde maatregelen onpraktisch of onuitvoerbaar werden geacht (bijv. een verlaging van de transportkosten van Westerse vervoersondernemingen).

Abendanons enthousiasme was soms sterker dan zijn gevoel voor wat in de toenmalige omstandigheden mogelijk was; aan het sentiment werd vaak een te grote plaats ingeruimd. Zijn hooggestemde idealen strookten niet altijd met de voorzichtigheid van zijn ambtelijke omgeving of het conservatisme van de inheemse elite. Teleurstellingen zijn hem dan ook niet bespaard gebleven.

In maart 1905, aan het einde van een dertigjarige Indische loopbaan, werd Abendanon op zijn verzoek gepensioneerd. Na een wereldreis, die hem ook naar zijn geboorteland voerde, vestigde hij zich in Den Haag; in later jaren bracht hij om gezondheidsredenen ook lange tijd in meer mediterrane streken door. In vele kleinere publikaties, o.a. in de Indische Mercuur, het Koloniaal Tijdschrift en Nederlandsch-Indië. Oud en Nieuw, bewees hij dat het inheemse onderwijs en de nijverheid hem nog steeds ter harte gingen. Zo had hij een belangrijk aandeel in de organisatie van de eerste Koloniale Onderwijscongressen, die in 1916 en 1919 in Den Haag werden gehouden, en was hij een van de oprichters van de Vereniging 'Oost en West'. Ook begaf hij zich in een vinnige pennenstrijd met de minister van Koloniën over de vraag of een door deze voorgestane reorganisatie van het zoutmonopolie - een belangrijke inkomstenbron voor de Indische regering, maar zeer drukkend voor de bevolking - de toets der kritiek kon doorstaan: Het zoutbriketstelsel in Nederlandsch-Indië ('s-Gravenhage, 1907) en Nadere beschouwingen betreffende het zoutbriketstelsel in Nederlandsch-Indië ('s-Gravenhage, 1907). Het meest was hij echter in zijn element wanneer hij in zijn gastvrij huis aan de Jan van Nassaustraat jonge Indonesiërs kon ontvangen die hier te lande kwamen studeren. Mede dank zij hem kwam de Indische Vereeniging in 1908 tot stand opgericht door en voor Indonesische studenten.

Abendanon was een uitzonderlijke figuur, wiens rol in de beginjaren van de ethische politiek tot dusverre onvoldoende aandacht heeft gekregen. Zijn verdienste is vooral de verbreiding van het Nederlandstalig onderwijs geweest, waardoor een elite onder de inheemse bevolking gelegenheid kreeg zich te ontwikkelen. Zijn hart trok naar die bevolking, die hij onrechtvaardig behandeld achtte; haar intellectuele en materiële verheffing werd zijn levensdoel.