David de Ishak Cohen Nassy, 1747–1806 (leeftijd 59 jaar)
- Naam
- David de Ishak /Cohen Nassy/
- Voornamen
- David de Ishak
- Achternaam
- Cohen Nassy
Geboren | februari 1747
28 |
---|---|
Beroep | Jurator Werkgever: Joodse natie |
Overlijden van moeder | Ester … 3 januari 1749 (leeftijd 1 jaar) |
Huwelijk | Esther Abigail Cahanet Nassy — Bekijk dit gezin 21 september 1763 (leeftijd 16 jaar) |
Geboorte van een dochter | Ribca Cahanet Nassy 7 februari 1764 (leeftijd 17 jaar) |
Beroep | Gesworene klerk 1765 (leeftijd 17 jaar) |
Geboorte van een zoon | Ishak de David Cohen Nassy 26 oktober 1765 (leeftijd 18 jaar) |
Geboorte van een dochter | Sara de David Cohen Nassy 3 november 1767 (leeftijd 20 jaar) |
Geboorte van een zoon | Ishak Haim de David Cohen Nassy 20 juli 1769 (leeftijd 22 jaar) |
Beroep | Gabaij 1772 (leeftijd 24 jaar) |
Beroep | Apotheker 1777 (leeftijd 29 jaar) |
Huwelijk van een kind | Abraham de Jacob Samuel Jessurun — Ribca Cahanet Nassy — Bekijk dit gezin 7 augustus 1780 (leeftijd 33 jaar) |
Beroep | Secretaris 1788 (leeftijd 40 jaar) |
Overlijden van een echtgenote | Esther Abigail Cahanet Nassy 27 november 1789 (leeftijd 42 jaar) Oorzaak: Pokken epidemie |
Huwelijk | Ribca de David de la Parra — Bekijk dit gezin 23 oktober 1799 (leeftijd 52 jaar) |
Overlijden van een dochter | Sara de David Cohen Nassy 11 december 1803 (leeftijd 56 jaar) |
Overlijden van vader | Ishak de Jeosuah Cohen Nassy |
Overleden | maart 1806 (leeftijd 59 jaar) |
Begraven | maart 1806 (leeftijd 59 jaar) Begraafplaats: Jodensavanne |
vader |
1718–
Geboren: 27 juli 1718
29
28 — Suriname Overleden: |
---|---|
moeder | |
Huwelijk |
Huwelijk: — |
oudere broer |
1742–
Geboren: 13 april 1742
23 — Suriname Overleden: |
3 jaar
oudere broer |
1744–
Geboren: 7 oktober 1744
26 — Suriname Overleden: |
2 jaar
hij zelf |
1747–1806
Geboren: februari 1747
28 — Jodensavanne, Suriname Overleden: maart 1806 — Paramaribo |
hij zelf |
1747–1806
Geboren: februari 1747
28 — Jodensavanne, Suriname Overleden: maart 1806 — Paramaribo |
---|---|
echtgenote |
1775–1842
Geboren: 22 mei 1775
31
16 — Suriname Overleden: 28 december 1842 — Suriname |
Huwelijk |
Huwelijk: 23 oktober 1799 — Suriname |
hij zelf |
1747–1806
Geboren: februari 1747
28 — Jodensavanne, Suriname Overleden: maart 1806 — Paramaribo |
---|---|
echtgenote |
1749–1789
Geboren: 23 januari 1749 — Suriname Overleden: 27 november 1789 — Paramaribo |
Huwelijk |
Huwelijk: 21 september 1763 — Suriname |
5 maanden
dochter |
1764–1815
Geboren: 7 februari 1764
17
15 — Suriname Overleden: 27 januari 1815 — Paramaribo |
21 maanden
zoon |
1765–
Geboren: 26 oktober 1765
18
16 — Suriname Overleden: |
2 jaar
dochter |
1767–1803
Geboren: 3 november 1767
20
18 — Suriname Overleden: 11 december 1803 — Suriname |
21 maanden
zoon |
1769–
Geboren: 20 juli 1769
22
20 — Suriname Overleden: |
partner’s partner |
1761–1830
Geboren: 7 december 1761
47
38 — Suriname Overleden: 9 maart 1830 — Paramaribo |
---|---|
echtgenote |
1775–1842
Geboren: 22 mei 1775
31
16 — Suriname Overleden: 28 december 1842 — Suriname |
Huwelijk |
Huwelijk: 15 oktober 1807 — Suriname |
Notitie | [Nassy, David de Ishac Cohen] NASSY (David de Ishac Cohen), geb. in de Joode-Savanne (Suriname) Febr. 1747, overl. te Paramaribo Maart 1806, zoon van Ishak de Joseph Cohen Nassy (die volgt). Opgeleid In de notariëele praktijk werd hij in Mei 1765 als gezworen klerk aan zijn vader, den jurator der joodsche natie, toegevoegd. Vóór deze gouverneursbeslissing was hij gehuwd met zijn bloedverwante Esther Abigail Cahanat Nassy. In 1770 kocht hij de koffieplantage ‘Tulpenburg’ aan de Surinamerivier voor 93.000 guldens, terwijl de taxatie der plantage met inventaris 117.000 guldens beliep. Ishak (Isaac) vestigde zich op zijn plantage, welke exploitatie hem weinig voordeel bracht. In 1772 was tot hij gabay (penningmeester) van de onafhankelijke joodsche nederzetting de ‘Joode-Savanne’ gekozen. In Febr. 1773 benoemde het Hof van Justitie hem tot gezworen translateur in de spaansche en portugeesche taal. In 1773 brak een sterfte onder zijn negers uit, die Nassy ziek van moedeloosheid maakte. Toen ging de plantage door verwaarloozing verloren; zij werd gerechtelijk onder sequestratie gesteld en kon door de crisis aan de amsterdamsche beurs in 1773 slechts 40.000 surinaamsche guldens opbrengen. Het volgende jaar erfde hij van zijn vader een bedrag, waarvan het grootste deel, n.l. 18.000 gulden, door de débacle oninvorderbaar bleek. Het bestuur der portugeesch-joodsche gemeente beval hem met warmte bij den gouverneur als opvolger van zijn vader aan, zoodat hij in Febr. 1775 jurator der joodsche natie werd, hetgeen hem 400 guldens salaris inbracht. Zijn schuldeischers lieten hem echter niet met rust en na een half jaar wisten zij hem te doen schorsen. Om te ontkomen aan de gijzeling trok hij zich met vrouw en kind in 1776 uit Paramaribo naar de Joden-Savanna zelve terug, waar hij door het gerecht moeilijk achterhaald kon worden. Officieel nam hij nu ontslag als jurator en als translateur. De koninklijke commissaris-generaal en administrateur, de deskundige staatsman Malouet, die de Joode-Savanne bezocht, beschrijft den 30-jarigen Nassy als een ‘homme extraordinaire’, die de moderne talen vlot sprak, Arabisch, Chaldeeuwsch en de rabbijnsche letterkunde kende. Nassy moest nu in oude ‘galons’ handelen om aan den kost te komen. In 1777 ging hij echter met den joodschen dokter der Savanne gezamenlijk een apothekerswinkel drijven. Met de artsenijkunst bestudeerde hij nu ook de geneeskunde, waartoe zijn rijke bibliotheek hem de gelegenheid bood. Deze in 1782 verkochte bibliotheek bevatte een groot aantal fransche zedekundige en philosophische werken; ook fransche, spaansche, portugeesche en klassieke letterkunde benevens historische wetenschappen waren ruim vertegenwoordigd. Natuurkunde, scheikunde, genees-, heel- en verloskunde, physiologie, pharmacie waren er, en enkele hebreeuwsche boeken geven verder een denkbeeld van de ontwikkeling van den man, die deze boeken bijeenbracht. Daar tusschen zien wij zijn ‘machina electrica’ naast de beeltenissen van Voltaire en Rousseau. In Aug. 1778 kreeg Nassy het bezoldigde secretariaat der gemeente (adjudante-gabay), welk ambt hij kon waarnemen, daar de rechtszittingen en vergaderingen ter synagoge Beraba Ve Salom (zegen en vrede) op de Savanne werden gehouden. In 1785 bracht hij een reglements-wijziging tot stand, die door den raad (Junta) goedgekeurd werd. Bij het verzoek om goedkeuring aan het gouvernement, stelde Nassy een memorie op, waarin hij [p. 1057]ook op verbetering van het onderwijs der Joden aandrong. Gouverneur Wichers benoemde 6 Parnassijns of regenten, die 3½ jaar zitting zouden houden, om de reformatie der reglementen ter hand te nemen. Hieronder was Nassy, die nu niet langer den titel ‘adjudante gabay’ kon voeren, doch wel bezoldigd secretaris bleef. In Wijnmaand 1785 bestond de synagoge der Savanne honderd jaar, en Nassy, toen juist voorzittend parnas, nam een voornaam aandeel in de voorbereiding en regeling van dit ‘festa do Jobel’. Nassy richtte met enkele portugeesche Joden te Paramaribo het letterkundig college ‘Docendo Docemur’ op, waarvan gouverneur Wichers beschermheer werd en welk college zich aan de studie van historische, wijsgeerige en zedekundige werken zette. In het begin van 1786 zette het college zich aan het boek van den pruisischen krijgsraad Dohm, Ueber die bürgerliche Verbesserung der Juden. Nassy (die toen in Paramaribo een apothekerswinkel had geopend, daar sedert 1782 de gijzeling opgeheven was) stelde den kerkeraad voor den schrijver een dankbetuiging te zenden, waartoe besloten werd; Nassy schreef toen den in het Fransch gestelden brief aan Dohm. De redactie der nieuwe reglementen, het vertalen in het Hollandsch van het portugeesche origineel, vergde nu veel tijd. Dohm vroeg ondertusschen inlichtingen over de Joden van Suriname. Nassy ontwierp daarop een geschiedenis van de Joden van Suriname, met bijlagen uit het onder hem berustend archief, welke hij den kerkeraad voorlegde, die hem dank bracht voor zijn ijverige bemoeiingen. Men besloot 20 Jan. 1788 het werk te lezen en ter goedkeuring van de opdracht naar de directeuren der kolonie te zenden. Deze hadden bezwaren tegen verschillende politieke passages, die Nassy nu schrapte. Het Essai historique sur la Colonie de Surinam ging in 1789 te Amsterdam ter perse, zonder Nassy's naam, doch wel met de opdracht aan de directeuren der kolonie. In Suriname was men er weinig mede ingenomen, zoodat Nassy spreekt van ‘mijn ongelukkig werkje’. In 1790 verscheen er zonder zijn voorkennis een hollandsche vertaling van Historische proeve over de kolonie Suriname, door een gezelschap geleerde Joodsche mannen aldaar (Amsterdam 1791, onder anderen titel verscheen er in 1802 aldaar een herdruk van). Na zijn aftreden als bestuurder in 1788, kreeg hij het ambt van secretaris, dat hem 1000 guldens jaarlijks inbracht. Een langdurige ziekte vertraagde de vertaling der reglementen, die eerst in Sept. 1789 gereed kwamen. De directeuren bemoeiden zich er echter niet mede, zoodat de Ascamot (reglementen) voortaan practisch als gebruik golden. Na den dood van zijn vrouw (Nov. 1789) verliep zijn zaak te Paramaribo en zijn gezondheid ging achteruit. In 1792 vertrok hij met zijn dochter Sara naar Noord-Amerika. Hij vestigde zich als medicus in Philadelphia, waar hij benoemd was tot lid van de Academie van wijsbegeerte en correspondent voor de geneeskunde. Hier gaf hij een geschrift uit over de epidemie in die stad en stelde hij ook een memorie op over de verbetering van de kolonie Suriname, die in 1795 aan de nieuwe regeering in Holland werd opgezonden. Vandaar vertrok hij naar het dcensche St. Thomas, waar hij door den ‘medicus des Konings’ was geëxamineerd en gelicentiëerd. Hierop trok hij einde 1795 weder met manufacturen, schoenen, scheermessen, droge en natte vivres enz. naar Suriname, welke artikelen hij daar te koop bood. De Mahamad (kerkbestuur) schonk hem nu den titel van ‘doctor’, zoodat hij als ‘doctor Nassy’ bekend werd. Na zijn terugkeer hervatte hij zijn secretaris- [p. 1058]ambt en het translateurschap in de fransche, hollandsche, portugeesche en spaansche taal. Hij ontwierp een plan voor de stichting van een kweekschool op de Joden-Savanne, waarvan het prospectus in het Portugeesch, Hollandsch en Fransch in 1796 te Paramaribo verscheen. Toen een dordtsch pamflet tegen de emancipatie der Joden verscheen, schreef hij ter wederlegging (ofschoon de Nationale vergadering de emancipatie reeds op 2 Sept. 1796 verleend had) zijn Lettre politico-theologico-morale sur les Juifs, die, voorzien van een opdracht aan den gouverneur-generaal, in 1798 uitkwam (ook in hollandsche vertaling verschenen). In 1797 nam Nassy de bemanning van een opgebracht schip vriendelijk op; de portugeesche regeering dankte hem hiervoor door de uitnoodiging om zich met zijn geloofsgenooten weder in Portugal te vestigen. Dr. Nassy vervaardigde nu ook een woordenboek van het indiaansch Galibi. In 1799 trad Nassy weder in het huwelijk n.l. met de 24-jarige Ribca de David de la Parra; hun huwelijksvoorwaarden werden voor het eerst in het Hollandsch gesteld. Enkele maanden later legde Nassy zijn ambt neder en bleef adjuncto (oud-regent) van het kerkbestuur. In Sept. 1805 nam hij o.a. om zijn gezondheidstoestand en zijn gevorderden leeftijd geheel ontslag. Het volgende jaar overleed hij en werd op de oude begraafplaats der Joden-Savanne bij zijn vaderen begraven. Hij was een der grootste Joden der 18de eeuw en de eerste schrijver van een geschiedenis der Joden in Amerika. |
---|